Het is wachten geblazen in Bakoe. Wachten op de laatste onderhandelingsteksten, gestroomlijnd door de COP-voorzitter en zijn medewerkers, en met input van de ministers die de afgelopen dagen in allerlei contactgroepen overlegd hebben.
De tekst over het NCQG, het doel voor klimaatfinanciering, zal de meeste hoofdbrekens opleveren. Vanochtend werd in een plenaire zitting de stand van zaken doorgenomen. De diverse landengroepen en landen hebben nog steeds diametraal tegenover elkaar staande standpunten. Allerlei richtbedragen worden genoemd, variërend van de bekende $100 miljoen als basis, via 440 miljoen, 600 miljoen en 900 miljoen tot 1,3 biljoen. Ontwikkelingslanden willen het merendeel in de vorm van concessies en schenkingen, wat voor anderen een ‘red line’ is, oftwel onbespreekbaar. Sommige landengroepen houden hun kaarten nog tegen de borst totdat meer duidelijk is over wie gaat bijdragen, en wat de bronnen zijn: privaat geld of niet, dan wel hoe. Er zijn zelfs landen die vinden dat deze discussie niet gevoerd moet worden in de klimaat-COPs. Dat traject verlaten zou betekenen dat het Klimaatakkoord van Parijs op het gebied van financiering wordt ondermijnd. Want in dat akkoord staat duidelijk dat de rijke landen de arme(re) moeten ondersteunen met klimaatfinanciering.
‘Is dat een grap?’ antwoordde dan ook de woordvoerder van een grote groep ontwikkelingslanden, op de vraag tijdens een persconferentie of zij een financieringsdoel van $200 miljoen zouden kunnen accepteren. Dat bedrag, om precies te zijn $200 à 300 miljoen, circuleerde de afgelopen dagen als een bod van de EU. De G77 – een andere groep ontwikkelingslanden – en de AGN, de Afrikaanse Groep van Negotiators (onderhandelaars), onderschreven dat antwoord. Alle drie herhaalden dat $1,3 biljoen een absolute must is, en dat het niet gaat om hulp maar om een verplichting volgens het Klimaatakkoord van Parijs.
Ik weet dat er op het laatste moment nog een overwinning behaald kan worden
Wat zouden de ontwikkelingslanden willen zeggen tegen de bevolkingen van de rijke landen, was de volgende vraag. Zij zullen immers tenminste een deel van dat klimaatgeld moeten ophoesten via belastingen? Ach, was het laconieke antwoord: zolang de rijke landen biljoenen besteden aan oorlogvoeren is er geld genoeg. En anders vinden ze wel andere manieren, ze zijn creatief genoeg.
Zo’n manier dient zich deze week aan: in Parijs wordt door OECD-landen onderhandeld over een overeenkomst die een einde kan maken aan de financiering van olie- en gasexport, ter waarde van $41 miljard per jaar. Als daar vergelijkbare maatregelen bijkomen zou dat $5 biljoen per jaar kunnen vrijmaken, volgens de analyse van een expert-NGO: Oil Change International.
Op de vraag of de ontwikkelingslanden bereid zijn de conferentie te verlaten als het doel niet gehaald wordt, antwoordde de woordvoerder van de AGN diplomatiek dat het daarvoor te vroeg is.
En ja, ik weet uit ervaring dat op het aller- allerlaatste moment nog een overwinning behaald kan worden. Ook in 2015 in Parijs werd tot op de allerlaatste seconde onderhandeld over één of twee woorden. De spanning was om te snijden, maar het Akkoord kwam er. Dus wie weet.
Dat het niet meevalt om hoop te blijven houden bleek uit de rondgang in het oecumenisch team. We kregen allemaal de gelegenheid om te vertellen hoe we ons voelden. De meesten waren moe, boos, gefrustreerd en verdrietig. Maar er waren ook positieve geluiden: dankbaar voor onze samenwerking, fijn om zoveel te leren, en hoop voor de toekomst.
Voor mij geldt dat ik, behalve frustratie over de zoveelste herhaling van standpunten en teksten, eigenlijk niks meer voel. Ik sluit me emotioneel af, totdat de conferentie voorbij is. Dan zien we wel verder. Wel ben ik diep dankbaar dat ik een rijk land als Nederland geboren ben en mag leven. Het contrast met andere landen is gigantisch.
(20 november)
Tekst: Marijke van Duin
Beeld: World Council of Churches